Personen

Paul Latinus

Inleiding

Paul Latinus is de stichter en leider van de extreem-rechtse organisatie Westland New Post of WNP die actief is in het begin van de jaren tachtig. Maar Paul Latinus had in de jaren zeventig al contacten met het Front de la Jeunesse en met de leider daarvan, Francis Dossogne. Daarenboven was hij sinds midden 1979 ook een informant van de staatsveiligheid en brengt hij later een ander WNP-lid aan als informant. Begin 1982 werkt hij zelfs op voorspraak van CEPIC-leden op het kabinet van staatssecretaris Cécile Goor. Wanneer het linkse weekblad Pour hem er op 15 januari 1981 van beschuldigt een extreem-rechtse infiltrant te zijn in extreem-linkse kringen, vlucht hij voor anderhalve maand naar Chili.

In september 1983 vertelt hij de gerechtelijke politie dat de WNP’ers Marcel Barbier en Eric Lammers de dubbele moord van 18 februari 1982 in de Herdersliedstraat zouden hebben gepleegd. Paul Latinus wordt dood aangetroffen in zijn kelder op 24 april 1984. Aan de veronderstelling dat Latinus zelfmoord zou hebben gepleegd wordt zo zwaar getwijfeld, onder meer door getuigenissen voor de eerste Bende-commissie, dat minister van Justitie Wathelet het onderzoek naar zijn dood op 1 juni 1989 heropent.

Paul Latinus

Paul Latinus

Een snelle opgang

Op 15 januari 1981 veroorzaakte een onthulling van het weekblad Pour groot opzien. Onder de titel ‘De illegale opgang van een fascistisch militant’ beschreef het tijdschrift zeer gedetailleerd de infiltratie van Paul Latinus in verschillende progressieve bewegingen. Latinus is reserve-officier en technisch ingenieur van ongeveer 30 jaar, die in 1970 het Institut Supérieur de Recherches Appliquées pour les Industries Nucléaires verliet. Nadien werkte hij in het kerncentrum van Mol. In mei 1978 verscheen Paul Latinus, die lid was van de Molenbeekse PSC, voor de eerste keer in het lokaal van de Front de la Jeunesse.

De eerste maanden bleef hij discreet en vertelde de militanten van het Front enkel dat hij lid was geweest van de kern van de UNS, de Union Nationaliste et Solidariste. Later werd hij vertrouwelijker en maakte bekend dat hij deelgenomen had aan oefenkampen in Rhodesië en in Zuid-Afrika. Hij maakte een snelle opgang. Al drie maanden later verklaarde hij op het kamp van 15 augustus, georganiseerd door het Front, dat hij voortaan de Brusselse sectie zou leiden en dat hij Jean-Marie Paul, de man die later een moord pleegde te Laken, als adjunct koos. Op dat kamp te Ster, dicht bij Francochamps, vertelde Latinus de militanten al wat hem het nauwst aan het hart lag, de verbetering van de propagandamethodes en de ordening van de inlichtingen die door het Front verzameld worden.

Paul Latinus richtte ook een kleine inlichtingendienst op, Codo. De militanten van de Codo moesten de nummerplaten van geparkeerde wagens in de buurt van linkse bijeenkomsten en van auto’s met progressistische stickers noteren. Die nummers werden dan doorgegeven aan de BOB die ze op computer zette. De Codo begaf zich ook onder verschillende voorwendsels in de lokalen van linkse organisaties, in de Arabische ambassades en in de ambassade van Angola. Zo kon men de plannen van de ‘vijand’ leren kennen en de topografie van de wijk die het gebouw omringt, beschrijven. Je kan hierbij met recht en reden bedenken, dat zulke positiebepalingen toch maar enkel kunnen dienen als voorbereidingen voor aanslagen.

Opvallend is dat enkele maanden voor de oprichting van Codo al een aanslag gepleegd werd op de Angolese ambassade. Het nut van positiebepalingen wordt ook duidelijk als je weet dat Latinus op een gegeven moment besliste dat de militanten de anti-terroristische strijdmethodes moesten leren kennen. Hij deed daarvoor beroep op een van zijn kennissen, een zekere Robert. Die Robert legde de militanten uit hoe men gebouwen en individuen moet bewaken, hoe men explosieven moet plaatsen of opsporen, hoe men gebouwen ontmijnt en tenslotte hoe men wapens uit elkaar haalt en terug in elkaar steekt.

De vlucht van Latinus

Nadat was uitgelekt, via het weekblad Pour, dat Latinus een informant was van de Staatsveiligheid, vluchtte hij naar Chili. Hij kwam terug in maart 1981 en richtte op 15 maart Westland New Post op. Hij vond het Front de la Jeunesse niet hard genoeg en te theoretisch. Hij wilde een groepering die meer actie ondernam tegen linkse doelwitten. De operaties moesten spectaculairder en gewelddadiger zijn, de groepsleden beter getraind en tot alles bereid. Latinus staat in contact met commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid, aan wie hij vraagt om lid te worden van de organisatie. Hij stemt toe en krijgt prompt de graad van kolonel. Christian Smets gaf met een bivakmuts over zijn hoofd les in schaduwtechnieken aan de leden van het WNP.

Latinus beweert later dat het WNP, in opdracht van Amerikaanse inlichtingendiensten, mogelijke mollen van de Sovjet-Russische geheime dienst KGB in de Staatsveiligheid moest neutraliseren. WNP organiseert zich als een ondergrondse verzetsorganisatie tegen het communisme. Net zoals het ondergrondse netwerk Gladio. Onderzoek in Italië onthulde dat dit NAVO-netwerk betrokken zou zijn bij bomaanslagen eind jaren ’70, begin jaren ’80 in het kader van de ‘Strategia della Tensione’. Deze strategie steunt op de beruchte Westmoreland-nota van 1970, vernoemd naar de toenmalige chef-staf van het Amerikaanse leger. In die nota wordt de VS zonder meer het recht toegekend om, zelfs in bevriende landen, special operations, waaronder terrorisme en banditisme, te organiseren indien deze landen ‘links’ te gunstig gezind zijn.