Profiling

Psychologisch profiel

Een nieuwe Bende-theorie: vergeet alle vorige theorieën

Het dossier van de Bende van Nijvel, die in de jaren tachtig 28 mensen ombracht, is als een doolhof: hoe langer je erin rondloopt, hoe verder je verdwaalt. De speurders van de Cel Waals-Brabant hebben onlangs voor een nieuwe aanpak gekozen. Ze gingen hun licht opsteken bij twee zogeheten profilers, specialisten in de sinds de film The Silence of the Lambs vrij algemeen aanvaarde techniek om seriemoordenaars via psychologische profielen te identificeren. Begin september 2002 deden de onderzoeksrechters Jean-Claude Lacroix en Jean-Pol Raynal een beroep op twee specialisten.

De twee profilers zijn autoriteiten in hun domein. De eerste is een ex-militair: generaal Louis Crocq. Hij is een ex-legerpsychiater van het Franse ministerie van Landverdediging en doceert aan de Universiteit van Parijs V. Nummer twee, Jean-Pierre Bouchard, is doctor in de psychologie en therapeut bij de Unité de Malades Difficiles in het zuidwesten van Frankrijk. Hij is een bekende figuur in het wereldje van de specialisten in de criminele psychologie en ook een regelmatige gast in Franse televisiepanels.

De twee Franse experts konden in het Bende-onderzoek met een schone lei beginnen. Ze kenden de zaak niet of nauwelijks en waren niet op de hoogte van de vele speculaties over de motieven en het profiel van de Brabantse doders. Bouchard en Crocq beperkten hun analyse met opzet tot de manier van werken van de doders, de plaatsen van de misdaden en de getuigenissen van de slachtoffers die de moordpartijen overleefden. Ze zochten naar verbanden tussen het gedrag van de moordenaars en de robotfoto’s waarover de CWB beschikt. Hun eindrapport is er nog niet, maar volgens onze informatie wijken hun conclusies een heel eind af van de hypothesen die België de voorbije twee decennia bezighielden.

Een stel marginalen

Volgens de profilers beging justitie een fout door zich jarenlang te concentreren op sporen naar politieke terreur, chantage via ‘roze balletten’ of de CIA of de KGB. Volgens de experts waren alle aanslagen tussen 1982 en 1985 integendeel het werk van één enkele groep van niet meer dan vier of vijf daders, die geen enkele connectie hadden met de georganiseerde misdaad, terrorisme of extreem-rechts. Volgens de analisten waren het marginale individuen, paria’s in de rand van de samenleving: keiharde, doortrapte en brutale doders die niet berekend te werk gingen. Een zootje ongeregeld, kortom. Hun manier van werken zou bovendien niet wijzen op een poging om terreur te zaaien en de maatschappelijke spanningen te vergroten. Ze hadden slechts twee motieven: de buit – hoe beperkt die ook was – en het verlangen naar avontuur en geweld.

Die analyse beperkt het aantal profielen. De speurders zouden nu vooral denken aan min of meer sedentaire familiale clans of georganiseerde benden uit het zigeunermilieu. Die kringen staan bekend om lange reeksen van misdaden, die ze meestal straffeloos kunnen plegen. Maar een van de daders heeft een heel ander profiel. Hij is de man die de meeste doden op zijn geweten heeft, de man die volgens de Cel Waals-Brabant 22 van de 28 slachtoffers heeft omgebracht. Volgens Crocq en Bouchard zou hij een geboren doder zijn, gedreven door een ziekelijk verlangen om mensen te vermoorden, een morbide obsessie die steeds sterker werd: tijdens de overval op de Delhaize in Aalst, op 9 november 1985, vielen acht doden.

Eigenlijk is dat dus de theorie van de ‘bandieten’, die vaak werd betwist maar waarin de vroegere Nijvelse procureur Jean Deprêtre altijd koppig bleef geloven. Op het eerste gezicht wijst veel in het dossier erop dat de profilers gelijk hebben. Als de moordenaars uit een wereld komen die losstaat van de traditionele criminaliteit, is het aannemelijker dat er in twintig jaar nooit iets is uitgelekt uit de vaak loslippige kringen van het gangsterisme. “Dit is een milieu waar iedereen zwijgt”, zeggen de onderzoekers. Een van de grote mysteries in het Bende-dossier berust op de discrepantie tussen de buit en het aantal gemaakte slachtoffers.

De verhouding was totaal zoek, zoals bleek bij de nachtelijke aanslag op de Colruyt in Nijvel, op 17 september 1983. Tegenover drie doden stonden een walkietalkie, een paar pralines, wat koffie, enkele flessen sterke drank en enkele blikken olie. Volgens de profilers is dat echter helemaal geen aanwijzing dat de daders enkel kwamen om maximaal te doden. Volgens hen is het helemaal niet uitzonderlijk dat marginalen voor een kleinigheid beginnen te schieten. Zij wijzen er ook op dat de buit niet altijd zo onbeduidend was. Soms ging het om 600.000 frank, een andere keer om 1,1 miljoen frank, wat in die tijd toch nog flinke bedragen waren …

De Borinage.

De Borinage.

Terug naar de Borinage

Maar wat dan met de koelbloedige moord op Jaccues Van Camp, de eigenaar van restaurant Aux Trois Canards in Ohain, op 2 oktober 1983? Ook daar draaide het om geld, stellen de profilers, als we tenminste willen aanvaarden dat de doders wel zijn portefeuille stalen, maar het grote geldbedrag in zijn broekzak, de inkomsten van die avond, over het hoofd zagen. En de moord op het echtpaar Szymusik, de juweliers uit Anderlues die op 1 december 1983 werden geëxecuteerd? Ook dat zou een roof zijn geweest; een mislukte roof, want opnieuw werd het geld, verstopt in een broek, niet gevonden.

Tijdens de eerste golf van de aanslagen verzamelde de Bende zich na de overvallen elke keer in Thudinie. Henegouwen heeft – net als de streek van Namen of Waals- en Vlaams-Brabant – vanouds geen gebrek aan het soort van marginalen dat de profilers aanstippen. In december 1983 ontdekte men in Lobbes, in het bos van Hourpes, een uitgebrande zwarte Golf die bij de overvallen op de Delhaize van Beersel en de juwelierszaak van Szymusik was gebruikt.

Driehonderd meter verder was zes maanden voordien het wrak van een andere zwarte Golf gevonden, die gebruikt was bij de hold-up van de Colruyt in Halle. In dezelfde streek – in Landelies, niet ver van de abdij van Aulnes – meldde een getuige in dezelfde periode een heftige woordenwisseling met een man die met een zwarte Golf reed en wiens passagier, een reus, blijkbaar aan zijn been gewond was.

Later zag hij dezelfde man terug op de autokeuring in Lobbes. Volgens de speurders komt hij overeen met de robotfoto van de ‘doder’ die eind vorig jaar werd verspreid. Bij nader inzien is de streek van Lobbes-Thuin bovendien een ideaal verzamelpunt tussen Maubeuge – waarin 1982 een delicatessenzaak werd overvallen – en Anderlues, de plaats van de bloedige roof in de juwelierszaak van Szymusik. Het spoor van de doders duikt ook elders in Henegouwen op. Eerst in Bergen, waar taxichauffeur Angelou in januari 1983 in de kofferruimte van zijn auto werd gevonden, met vier kogels in zijn hoofd. Daarna in Ronquières, waar uit het Canal du Centre wapens werden opgevist waarvan enkele afkomstig waren van Dekaize, de Waverse wapenhandelaar die in het begin van de zaak werd vermoord.

Onbeantwoorde vragen

De speurders bij de CBW zouden zo dus in de verleiding kunnen komen om het spoor van de ‘Borains’ weer op te nemen. Dat groepje marginale criminelen rond Michel Cocu die perfect lijken te beantwoorden aan de nu geschetste profielen. Is het dan allemaal zo eenvoudig? De profilers konden ook niet alle Bende-enigma’s verklaren. Zo lijken de commandotechnieken die de Bende tijdens de golf van Delhaize-overvallen niet meteen te stroken met het beeld van een handvol woestelingen, aangevoerd door een schietgrage maniak. Volgens de profielschetsers moeten we dat echter anders leren bekijken en had de modus operandi van de Bende “meer te maken met natuurlijk jachtinstinct” dan meteen paramilitaire opleiding. De gebruikte wapens spreken dat overigens niet tegen: geweren die soms blokkeerden, vrij lichte kalibers 10, .22 en 7,65 mm. Dodelijk maar niet echt professioneel.

Een ander bezwaar tegen de theorie is de inbraak in de fabriek van Wittock-Van Landeghem in Temse, op 10 september 1983, waar zeven ultrageperfectioneerde kogelvrije vesten werden gestolen. Doet dat niet vermoeden dat de daders op de hoogte waren van het bestaan van de vesten, misschien omdat ze banden hadden met een elitekorps dat het materiaal had getest? Ook hier zou uit het onderzoek blijken dat het om een samenloop van omstandigheden ging. De inbrekers doorzochten immers de hele fabriek en gingen aan de haal met alles wat niet te licht of te zwaar was. Ze waren dus niet getipt door een medeplichtige.

De hypothese lijkt intellectueel aantrekkelijk, maar laat toch heel wat vragen onbeantwoord. Volstaat het marginale karakter van de daders als verklaring voor het feit dat ze zoveel sporen achterlieten dat het bijna een provocatie lijkt? Was het toeval dat verscheidene slachtoffers van de moorden banden hadden met extreem-rechtse groepen en met kringen die al twintig jaar een schaduw over het onderzoek werpen? En als de daders een groepje sukkels waren, waarom heeft men dan zo’n knoeiboel van het onderzoek gemaakt, zoals twee parlementaire onderzoekscommissies aantoonden? Die vragen moesten de profilers helaas onbeantwoord laten.


Bron » De Morgen