Amerikaanse inlichtingendiensten en Europa
De internationale situatie die na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan, de verdeling van Europa in twee invloedssferen, heeft de belangstelling voor België en zijn intense situatie alleen maar doen toenemen: aangezien ons land bovendien het gastland voor de NAVO (Evere) en SHAPE (Casteau) wordt, was het belangrijk het land te vrijwaren van "subversie"; vooral de machtigste bondgenoot van de NAVO, de Verenigde Staten van Amerika, hechtte hieraan groot belang.
Vandaag [1991] is het moeilijk zich te herinneren hoe het gevoel dat oorlog nakend was de jaren onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog beheerste.
De Verenigde Staten hadden zich in de loop van de Tweede Wereldoorlog tot een militaire en economische grootmacht ontwikkeld. Vanaf 1945 wensten zij de vruchten daarvan te plukken en de rest van de wereld in het Amerikaans economisch en politiek model in te schakelen.
Deze visie kwam lijnrecht in aanvaring met de ambities van de Sovjetunie, die zich met een "bufferzone" wenste te omringen en haar ideologie te exporteren. De Sovjetunie kon voor een deel steunen op de communistische partijen die in West-Europa aanzienlijk versterkt uit de oorlog kwamen.
De botsing tussen deze twee ideologieën leidde vanaf 1947 tot een snelle escalatie van conflicten (putsch van Praag, crisis rond Berlijn, interne conflicten in Griekenland, Turkije, Iran en Noord-Korea) die een oorlog onvermijdelijk deden lijken.
In maart 1948 zond Lucius Clay, Commander in Chief van het European Command volgend bericht naar Washington:
"I have felt a subtle change in Soviet attitude which I cannot define but which now gives me a feeling that war may come with drastic suddenness" (geciteerd door Paddock).
Als leider van het "Vrije Westen" nam de Amerikaanse regering het voortouw in de strijd tegen het communisme en zal zij proberen een dam op te werpen tegen die ideologie die zich, met Moskou als epicentrum, van het ene land naar het andere verspreidde.
De verhevigde Amerikaanse belangstelling voor de interne toestand van haar politieke en militaire bondgenoten richt zich niet exclusief op België. In Frankrijk en Italië boekten de communistische partijen, voor een deel dankzij het prestige dat zij verworven hadden in het verzet tegen de Duitse bezetter, opvallende verkiezingsresultaten. Eén van de eerste doelstellingen van de Amerikaanse regering zal zijn om deze "interne subversie" in te dijken.
Als economische en militaire grootmacht kan de Amerikaanse regering een indrukwekkend arsenaal aan middelen inzetten om de communistische invloed in te dammen.
Het Marshall-plan moest de lont trekken uit het sociaal-economisch kruitvat dat Europa was op het einde van de oorlog. De zwakke economische situatie in alle Europese landen vormde een rijke voedingsbodem voor de verbreiding van het communistische ideeëngoed. Om dat te verhelpen zette de Amerikaanse regering een economisch hulpprogramma van nooit gezien formaat op dat de zieltogende Europese industrie nieuw leven moest inblazen en opnieuw integreren in de vrije markteconomie. Aan dit programma werden een aantal voorwaarden gekoppeld die de invloed van de communisten in het politieke leven moest indammen.
Daarnaast werden de Westeuropese bondgenoten opgenomen in een politiek en militaire bondgenootschap om de militaire bedreiging die uitging van de landen van Oost-Europa gezamenlijk te beantwoorden.
Naast deze openlijke middelen heeft de regering van de Verenigde Staten een aantal minder officiële middelen gecreëerd om vat te krijgen op de interne Europese politiek en vooral op wat zij de "interne subversie" noemde.
De National Security Act van 1947 voorziet in de oprichting van de National Security Council, een orgaan dat beleidsopdrachten zal formuleren met betrekking tot de Amerikaanse veiligheidsbelangen in het buitenland.
Het instrument dat de nodige inlichtingen dient te verzamelen voor het uitstippelen van dit beleid en belast wordt met de uitvoering van de clandestiene aspecten ervan is een nieuwe instelling: de Central Intelligence Agency. De NSC-richtlijn 10/2 van juni 1948 gaf de CIA de verantwoordelijkheid voor "covert operations" en definieert deze als volgt:
propaganda, economic warfare, preventive direct action, including sabotage, anti-sabotage, demolition and evacuation measures; subversion against hostile states, including assistance to underground resistance movements, guerrillas and refugee liberations groups, and support of indigenous anti-communist elements in threatened countries of the free world. Such operations shall not include armed conflict by recognized military forces, espionage, counter-espionage, and cover and deception for military operations.
Om die opdrachten uit te voeren werd vanaf 1948 dan ook massaal voormalig OSS-personeel gerecruteerd, dat de nodige ervaring had opgedaan in de Tweede Wereldoorlog.
Voor de uitvoering van het "vuile" werk kan de CIA beroep doen op een speciale dienst, de "Office of Policy Coordination" (vaak genoemd het "Dirty Tricks Departement"). Dit nieuwe instrument van de Verenigde Staten diende zo te werken dat de Amerikaanse regering zijn betrokkenheid steeds op een geloofwaardige manier kon ontkennen ("plausible denial"). Het was het OPC dat belast werd met de opdracht in Europa stay behind-netwerken uit te bouwen.
William Colby, de gewezen CIA-directeur, beschrijft in zijn memoires uitvoerig hoe hij voor rekening van de OPC in Europa stay behind-netten opricht. Opmerkelijk daarbij is wel dat Colby zijn activiteiten ook ontplooit in Scandinavische landen die geen lid zijn van de NAVO. Hij gebruikte daarbij Amerikaanse staatsburgers die al dan niet onder een dekmantel in deze landen verbleven en die op hun beurt inwoners van het betrokken land probeerden aan te werven.
Het is interessant hier even bij stil te staan. Via een getuige heeft de commissie vernomen dat een gelijkaardige recruteringstechniek in het begin van de jaren tachtig in België werd toegepast. De contactpersoon was een personeelslid van de SHAPE, naar het schijnt een Belgisch kolonel (daarover meer in punt B). Daar waar de verschillende getuigen steeds hebben volgehouden dat SDRA VIII en STC/Mob in België de enige stay behind waren, wijzen deze gegevens erop dat er misschien andere soortgelijke netwerken waren.
Deze elementen worden bevestigd door een serie vrijgegeven documenten van het State Departement die door een journalist ter beschikking van de commissie werden gesteld. Zij tonen duidelijk aan dat nog in het begin van de zestiger jaren elke nationale stay behind door een Amerikaans netwerk gedubbeld werd.
De commissie is er niet in geslaagd te achterhalen wat de precieze aard en activiteiten waren van deze stay behind. Gelet op de algemene richtlijnen die de NSC heeft uitgevaardigd, is het mogelijk dat deze stay behind niet alleen in oorlogstijd maar ook in periode van interne subversie of dreigende machtsovername door de communisten had kunnen worden ingezet.
Naast de NSC, de CIA en het OPC, die de burgerlijke instellingen waren, werd ook het leger ingeschakeld in geheime acties. In 1952 werd het Psychological Warfare Center opgericht in Fort Bragg in Noord-Carolina.
Dit centrum bevatte een school voor zowel "psychological operations" als de opleiding van Special Forces, operationele eenheden voor psychologische oorlogvoering en de eerste eenheid van het leger bestemd voor onconventionele oorlogvoering, de 10de Special Forces Group.
De Special Forces dienden voor het voeren van "onconventionele oorlog". Zij ontplooiden activiteiten zoals:
Organisatie en voeren van guerrilla-oorlog
Sabotage en subversie
Evasion and escape
Langdurige commando-operaties
Verkenning diep in vijandig grondgebied in samenwerking met lokale guerrilla
en vanaf de jaren 60 anti-subversieve activiteiten.
De commissie heeft vernomen dat deze "Special Forces" bij de jaarlijkse Oesling-oefeningen, die ook in België werden gehouden, betrokken werden. De diefstal in het wapendepot van de kazerne van Vielsalm gebeurde in 1984 terwijl zo’n oefening in de streek gaande was. Eén van de gestolen wapens werd later in een appartement van de CCC teruggevonden.
De Oesling-oefeningen kaderen in de NAVO-plannen inzake de "Militaire Verdediging van het Grondgebied". Zij vallen volledig buiten het kader van de traditionele militaire oefeningen en zij doen beroep op een zekere medewerking van de lokale rijkswachteenheden en de bevolking.
De commissie heeft kunnen vaststellen dat verscheidene leden van SDRA VIII een "Special Forces"-opleiding hebben gekregen in de Verenigde Staten alhoewel SDRA VIII beslist niet altijd zelf aan de Oesling-oefeningen heeft deelgenomen. SDRA VIII werkte daarentegen geregeld samen met de Special Forces zonder dat kan worden beweerd dat het uitsluitend in het raam van de Oesling-oefeningen was.
De Verenigde Staten beschikken dus vanaf 1947 over een arsenaal aan middelen om de interne situatie van de landen die binnen hun invloedssfeer vallen te "bewerken".
Zoals gezegd heeft de Amerikaanse veiligheidspolitiek een dubbel doel:
"Containment": het verhinderen van een verdere aantasting door het communisme van de landen van de "vrije wereld".
"Roll back": het bestrijden van het communisme in die landen waar het zich reeds heeft gevestigd.
Alleen het eerste aspect is interessant voor de commissie omdat het België aanbelangt.
De documenten die de Italiaanse onderzoekscommissie ter beschikking heeft gesteld, illustreren duidelijk hoe de Verenigde Staten hun containment-politiek in de praktijk brachten. De nota NSC 6014 van 16 augustus 1960 (US Policy towards Italy) beschrijft duidelijk hoe het gevaar van een communistische dominantie in Italië dient bezworen te worden:
versterking van de militaire en economische banden met de vrije wereld;
versterking van de democratische krachten en verbetering van de economische en sociale omstandigheden.
Deze maatregelen die van louter "diplomatieke" aard zijn, worden aangevuld met een actieplan dat in werking moet treden wanneer een communistische machtsovername dreigt:
35. If Communist or Communist-front groups appear to be significantly increasing their influence on the Italian government, and especially if anti-Communist determination appears to be waning, the United States should consider taking any feasible non-military actions, either alone or in cooperation with other allied nations, to support any available Italian resistance to these trends.
36. In the event the Communists appear to be acquiring or actually achieve control of the Italian National Government or portions thereof by either legal or illegal means, the United States should be prepared to take feasible and appropriate action, either alone or in cooperation with other allied nations, to assist whatever Italian elements are seeking to prevent or overthrow Communist domination. Military action in this situation would be precluded unless it was taken in concert with other major European allies.
De Amerikanen hebben dus zowel militaire als niet-militaire acties voorzien voor het geval de communisten, zelfs op een wettige wijze, de macht zouden overnemen. De niet-militaire acties werden aan de CIA toevertrouwd die, zoals hierboven reeds is gezegd, een beroep kon doen op het OPC. Wat deze acties zoal waren, is hierboven reeds beschreven (NSC 10/2).
De commissie heeft kennis kunnen nemen van een "Top Secret" document van 18 maart 1970; het document wordt toegeschreven aan generaal Westmoreland, die toen stafchef van het Amerikaanse leger was. Enige omzichtigheid is geboden aangezien de commissie geen zekerheid heeft over de authenticiteit van dit document. Dit document geeft enkele belangrijke preciseringen over wat de Amerikaanse strategie zou zijn geweest:
Het handelt over de maatregelen te nemen tegen individuen of groepen van het "Host Country" die de belangen van de Verenigde Staten in gevaar brengen; daarom kan de inlichtingendienst van het Amerikaanse leger, wanneer die belangen in het gedrang komen, in samenwerking met de regering van het gastland, zonder dat zulks evenwel verplicht is, passende maatregelen aanbevelen om die individuen en groepen te bestrijden.
Het wijst op de noodzaak tot samenwerking met de al of niet officiële diensten van het gastland en te beschikken over eigen agenten in die diensten en geprivilegieerde banden te onderhouden met officieren die tijdens hun trainingsprogramma’s in de Verenigde Staten een uitstekende indruk zouden hebben gemaakt.
Het legt de nadruk op de rol die Amerikaanse burgers in het buitenland kunnen spelen; in dit verband moet worden geconstateerd, ook al kan worden getwijfeld aan de authenticiteit van de nota-Westmoreland, dat deze techniek bevestigd wordt in de memoires van W. Colby: bij de oprichting van de stay behind-netwerken voor rekrutering van de OPC in Europa, onder meer in Scandinavië, werd beroep gedaan op de diensten van goed ingeburgerde Amerikaanse onderdanen.
In punt 11 van de "Nota-Westmoreland" wordt aangeraden over te gaan tot rechtstreekse interventies van de agents on special operations in de gastlanden die ervan verdacht worden al te laks op te treden tegen het communisme of de subversie van communistische oorsprong; die interventies hebben tot doel de regeringen en de publieke opinie van die landen te overtuigen dat het gevaar reëel is dat krachtdadig optreden dringend geboden is:
"There may be times when HC governments show passivity or indecision in face of Communist or Communist-inspired subversion, and react with inadequate vigor to intelligence estimates transmitted by US agencies. Such situations are particularly likely to arise when the insurgency seeks to achieve tactical advantage by temporarily refraining from violence, thus lulling HC authorities into a state of false security. In such case, US army intelligence must have the means of launching special operations which will convince the HC governments and public opinion of the reality of the insurgent danger and of the necessity of counteraction.
To thuis end, US army intelligence should seek to penetrate the insurgency by means of agents on special assignment, with the task of forming special action groups among the more radical elements of the insurgency. When the kind of situation envisaged above arise, these groups acting under US Army intelligence control, should be used to launch violent or nonviolent actions according to the nature of the case. Such actions could include those described in FM 30-31 as characterizing Phase II and III of insurgency.
In case where the infiltration of such agents into the insurgent leadership has not been effectively implemented, it may help towards the achievement of the above ends to utilize ultra-leftist organizations."
De commissie heeft het noodzakelijk geoordeeld deze toelichting te verstrekken omdat zij kan bijdragen tot een beter begrip van een aantal gebeurtenissen ook al kan niet met zekerheid worden gesteld dat er een verband is tussen die gebeurtenissen en de anti-subversieve strategie van de Verenigde Staten.
Bron: Verslag Gladiocommissie
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
YouTube