Topic: Artikel: De Doofpotten van Laken

Na de zaak-Laurent: de doofpotten van Laken voor u geopend

De koning heeft gesproken: ‘Wanneer het gerecht verduisteringen vaststelt, lijkt het me billijk dat de schadeloosstelling iedereen zou treffen die er voordeel uit heeft gehaald.’ Mooi. Maar geldt die norm vanaf nu voor alle royals? En geldt ze ook met terugwerkende kracht? In dat geval wachten het Belgische gerecht een paar heel drukke jaren. Zwarte rekeningen, mysterieuze verkeersongevallen en onopgehelderde inbraken: de doofpotten van Laken.

Ook wij hebben de zeemacht altijd meer geassocieerd met mijnenjagers en fregatten dan met binnenhuisdecoratie. Maar kijk nog eens naar de kerngegevens van het in Hasselt lopende proces. In 1998 en 1999 zijn in de villa van prins Laurent volgens een schatter voor 502.412 euro werken uitgevoerd. De facturen maken, alles bij elkaar, melding van 1.835.422 euro. Voor elke geïnvesteerde euro is er ergens 2,65 euro in iemands zakken verdwenen. Facturenzwendel op z’n simpelst.

‘Natuurlijk wist Laurent niks van die zwendel, zegt zijn ex-lesgever en jarenlange paleisinsider Rudy Bogaerts, die de voorbije weken in zijn blad Père Ubu vrij eenzaam de verdediging van zijn oud-pupil op zich nam. ‘Ik durf zelfs te betwijfelen of Laurent zich in die tijd wat kon voorstellen bij wat het woord ‘factuur’ betekende.’

Humo: U noemt het een ‘hetze’.

Rudy Bogaerts: "Dat is het ook. Het gaat allemaal terug op de relatie tussen Laurent en zijn vader. Vertroebeld is daarvoor allang niet meer het goede woord. Er is geen relatie meer, er is zelfs geen bereidheid tot praten. Opeens duikt daar nu Fred Erdman op: als advocaat van Laurent. Erdman, een vooraanstaand vrijmetselaar. Als je het dogmatische hokjesdenken in Laken een beetje kent, dan weet je: dit is een kleine aardbeving. Zoiets was enkele jaren geleden ondenkbaar: een logebroeder als advocaat van de prins!"

Bogaerts is ervan overtuigd dat koninklijk kabinetschef Jacques van Ypersele de Strihou aan de basis ligt van de ‘plotse, overmatige media-aandacht’ voor Laurent. Hoe anders valt het te verklaren dat het gros van de Franstalige pers, na wekenlang stoïcijns zwijgen, op dezelfde dag opeens pagina’s en pagina’s aan de zaak begon te wijden?

Bogaerts: "Terwijl dit helemaal niet de zaak-Laurent is. Dit is een zaak van een bende schaamteloze fraudeurs die zich er nu uit proberen te kletsen. Eén telefoontje van Van Ypersele naar enkele hoofdredacteuren en het was gestopt. Volgens mij is er zo’n telefoontje geweest. Niet om het te doen stoppen, maar om het te doen beginnen."

Ook vroeger werd er links of rechts weleens een telefoontje gepleegd. Viel de naam van een lid van het hof in een gerechtelijke zaak, hoe klein en onbenullig ook, dan gebeurde doorgaans wat er gebeurde in de hierna be- schreven gevallen. Gevallen waarover u meestal niets vernam. Daar werd niet over gesproken.

De zwarte bank

Denk aan Danny DeVito in één van zijn rollen als niet-zo-overtuigende oplichter die er gloei-end bij is en ten einde raad aanstuurt op een deal. We draaien de klok terug naar begin 1984. Locatie: een verhoorkamer in de kantoren van de financiële sectie van de Brusselse BOB. Er is wat tijd overheen gegaan, maar nu wil Jean-Pierre Hesbeen toch toegeven dat de voor hem uitgestalde cheques niet een klein beetje, maar heel erg vals zijn. Volgens de beschrijving van toenmalige speurders speelde zich aan het eind van het verhoor dit tafereel af:

Jean-Pierre Hesbeen: "Ik heb iets beters voor jullie. Véél beter..."
Ondervragen: "Laat horen."
Hesbeen: "Genummerde rekeningen van de Generale Bank!"
Ondervrager: "Goed geprobeerd, Jean-Pierre. Gij weet evengoed als wij dat genummerde rekeningen (naamloos, red.) in België niet bestaan."
Hesbeen: "Ik kan het bewijzen!"

Begin 1984 zijn bij banken her en der in Europa enkele (bijna) perfect nagemaakte cheques en bijbehorende bankgaranties opgedoken. Tien in totaal, telkens ter waarde van 10 miljoen dollar. De cheques houden verband met de verkoop van de in 1982 gesloten Chevron-raffinaderij in het Waalse Feluy. De boel is daar op de fles gegaan, een heleboel mensen zijn hun job kwijt en vanuit het niets is opeens een overnemer opgedoken: het tot dan toe onbekende bedrijf Erpo-Oil, met zetel op de Kaaimaneilanden.

Achter Erpo-Oil zat de Oostenrijker Ernst Polley. Die had, naar achteraf bleek, niet de geringste ambitie op het gebied van olieraffinage, maar wilde met zijn bod (1 miljard frank) bij banken de illusie van kredietwaardigheid wekken om zo een gigantische zwendel met valse cheques op te zetten. Eén van de eerste cheques werd in een bank in Genève onderschept. Een stroman probeerde ze te verzilveren voor Eliane Van Vreckom, de toenmalige vriendin van ex-vice-premier Guy Mathot (PS).

Het origineel van de allereerste cheque, zo hebben de speurders ontdekt, is ontworpen door Jean-Pierre Hesbeen. Hij heeft vijftien jaar lang voor de Generale Bank gewerkt en is daar ontslagen na een poging 17 miljoen frank te versluizen naar zijn eigen rekening. Maar nu zit de man pas echt in slechte papieren. Speurder: "Hij bleef maar schermen met keukengeheimen van de Generale Bank. We werden nieuwsgierig en hebben dan toch maar een huiszoekingsbevel gevraagd."

Plaats van de huiszoeking was een kantoortje in de Shell-building naast het Centraal Station, hartje Brussel. Tot hun verbazing kwamen de speurders terecht in een soort mini-Zwitserland. Een oude man in stofjas zat er een immense collectie mappen en fichebakken te bewaken. Dit was, bleek, de sectie geheime en anonieme rekeningen van de Generale.

Speurder: "Het ging niet over miljoenen, maar miljarden. Honderden geheime rekeningen! We vielen van de ene verbazing in de andere. Opeens dook daar een rekening op die, volgens wat daar stond, eigendom was van - toen nog - prins Albert. Er was er ook één op naam van koning Boudewijn. De halve koninklijke familie had er een rekening."

"Terwijl wij bezig waren die lijsten te bekijken, zijn er kennelijk enkele telefoontjes heen en weer gegaan. Binnen de kortste keren verscheen de Brusselse procureur-generaal Van Honsté ten tonele. Hij beval ons onmiddellijk te stoppen en terug te keren naar ons bureau. En vooral: niks op papier te zetten."

Eén van de weinige schriftelijke sporen van deze zaak is teruggevonden in de schriftjes van wijlen substituut Willy Acke, de Dendermondse magistraat die tot 1989 aan de zijde van onderzoeksrechter Freddy Troch de Bende van Nijvel op de hielen zat. Via-via had Acke vernomen dat ook enkele big shots van warenhuisgroep Delhaize - voornaamste doelwit van de Bende - geheime rekeningen hadden bij de Generale. Misschien was er hier een spoor naar afpersing. Uit Ackes notities is op te maken dat ‘alle speurders’ die dag door Van Honsté werden ‘verplicht’ een schriftelijke verklaring te ondertekenen waarin ze beloofden nooit met wie dan ook te praten over wat ze in de Shell- building hadden gezien.

Speurder: "Klopt. Het was geen kwestie van willen, het was van moeten." De enige die voordeel haalde uit de huiszoeking was Jean-Pierre Hesbeen. Hij kwam er op het Feluy-proces vanaf met een vrij lichte straf.

Oei, accident (1)

Frans Trevels (70), een gepensioneerde tuinier uit Oud-Heverlee, heeft altijd geleerd dat groen wil zeggen dat je mag doorrijden. Sinds de late middag van 20 oktober 1990 is hij daar niet meer zo zeker van.

Frans Trevels: "Ik reed uit de richting van Leuven via de Celestijnenlaan het kruispunt met de Koning Boudewijnlaan op. Ik reed echt niet rap - dat kon ook niet, met mijn kruiwagen op de bagagedrager op mijn dak. En toen, opeens: boem! En dan nog eens boem!"

Maria Sevenants (echtgenote): "De eerste BMW was die met prins Albert erin, de tweede die van zijn lijfwachten. Die hebben Frans opzettelijk tegen hoge snelheid van de weg af geramd."

Trevels: "Ik ben met mijn hoofd door de voorruit gegaan, ik was bewusteloos. Verder: drie gebroken ribben, een snee in mijn hoofd en een lichte hersenschudding. Een geluk dat mijn engelbewaarder daar was, die dag (lacht). Mijn kruiwagen is tientallen meters door de lucht gevlogen! Naar wat ik achteraf hoorde, heb ik daar een hele tijd gelegen. Alle aandacht ging naar de prins, die zo snel mogelijk ‘in veiligheid’ moest worden gebracht, terwijl hij geen enkele verwonding had. Ze hebben me achteraf gezegd dat ze dachten dat ik Patrick Haemers was."

Sevenants: "Achter Frans reed een auto met daarin twee dokters. Die wilden hulp bieden, maar dat mocht niet. De mannen van de escorte richtten hun mitrailleurs op Frans. Hij had net zo goed stervende kunnen zijn, maar de dokters mochten niet in zijn buurt komen. Het was een kwestie van minuten, en dat hele kruispunt stond vol druk zwaaiende agenten."

Trevels: "Alle ooggetuigen werden weggestuurd. Het enige wat telde, was: de prins, de prins, de prins."

Volgens krantenberichten, de volgende dag, heeft het Leuvense parket ‘het rijbewijs ingetrokken van de chauffeur die het ongeval veroorzaakte’, en dat ‘in afwachting van een ademtest en een bloedproef’. Nog volgens het parket had deze chauffeur ‘het verbodsteken van een gemotoriseerde politieman op het kruispunt genegeerd’.

Trevels: "Er stonden daar helemaal geen zwaantjes. Voor ik daar aankwam, schijnt er één aan dat kruispunt te zijn gepasseerd met zwaailicht en sirenes, maar die is niet eens gestopt."

Humo: "Volgens getuigen reed het prinselijke escorte op dat kruispunt tegen 140 per uur door het rood."

Trevels: "De prins, vernamen we achteraf, was op weg naar een congres over alzheimer."

Humo: Maar u kreeg de schuld?

Trevels: "In eerste instantie wel. Er kon geen twijfel over bestaan. In zijn eerste besluiten, toen de zaak voor de rechtbank kwam, eiste de advocaat van het hof dat ik de schade aan die twee BMW’s zou vergoeden."

Sevenants: "Ons grote geluk is geweest dat er veel getuigen waren die geschandaliseerd waren door wat ze in de krant hadden gelezen en zich spontaan bij het gerecht hadden gemeld Waren die mensen er niet geweest, dan waren we nu nog aan het afbetalen."

Als het dossier rond is en de onschuld van de tuinman bewezen, verdwijnt het ergens bij het Leuvense gerecht in een diepe lade. Frans en Maria hebben net gebouwd en moeten zich nu in de schulden steken voor een nieuwe auto. Op 16 januari 1995 schrijft Frans een brief aan de dan al koning zijnde Albert: ‘Mogen wij u, Sire, vragen of u mogelijk uw invloed kunt aanwenden om deze zaak sneller te doen vooruit gaan.’

Vrij snel, na vier dagen, komt er antwoord van koninklijk adjunct-kabinetschef Huenens. Níét het klassieke afwimpelbriefje met de obligate zin over de scheiding der machten, maar: ‘De koning ontving uw brief van 16 januari 1995 in goede orde en heeft mij gelast onmiddellijk navraag te doen bij de heer Minister van Justitie.’

Trevels (trots): "Dat moet gezegd: de zaak is dan opeens, heel snel, voorgekomen!"

De Leuvense rechter veroordeelt het ministerie van Landsverdediging (verantwoordelijk voor het escorte) en de stad Leuven (gemotoriseerde agenten). Frans en Maria moeten nog tot in 1999 wachten: dan pas ontvangen ze, dankzij een geste van verzekeringsmaatschappij Winterthur, hun door interesten tot 412.000 frank opgelopen schadevergoeding. Prins Albert werd nooit ondervraagd. Het parket nam geen enkel initiatief om zich zelfs maar af te vragen wie de opdracht had gegeven om tegen die snelheid over de weg te razen.

De zaak-Eurosystem

Het lijkt een zaakje van dertien in een dozijn als de Brusselse BOB’ers Lainé en Jacques op 19 februari 1978 in een flatgebouw aan de Louis Bertrandlaan in Schaarbeek op de deur gaan bonken. In hun tas zit een bevelschrift van onderzoeksrechter Schellekens. Bij hem is een anonieme klacht binnengelopen over het ‘aanzetten tot ontucht’. Volgens achteraf opgedoken gegevens nemen de speurders in de flat in beslag: ‘Adressenboekjes, foto’s, registers, sleutels, documenten, een vibrator en een kunstpenis-met-peer.’

‘Aanzetten tot ontucht’ is eindjaren zeventig nog iets waar het gerecht voor in actie komt. De bewoonster van de flat, ene Lydia Montaricourt alias ‘Madame Claude’, wordt op 21 februari in voorhechtenis genomen en ondervraagd. En dan beginnen de problemen. De vrouw legt uit dat ze zaakvoerster is van een netwerk van luxecallgirls, de Tuna-ring. Ze is zelf onderaan de ladder begonnen als prostituee en heeft in 1977 de leiding overgenomen van Fortunato Israel alias ‘Tuna’. Die Tuna is de maîtresse van Roger Boas, baas van het metaalconstructiebedrijf Asco. Dat is in die dagen de hofleverancier van het Belgisch leger: haast alle contracten gaan naar Asco. Boas onderhoudt meer dan vriendschappelijke banden met Defensieminister Paul Vanden Boeynants.

Vér springen onderzoeksrechter Schellekens en zijn speurders niet: substituut Jean Deprêtre trekt meteen het dossier naar zich toe. Eén van de speurders wordt ontboden op het kabinet-Vanden Boeynants en krijgt er een stevige reprimande. Voor de speurders ze kunnen bekijken, geeft de Brusselse substituut Francis Fischer twee van de vijf adresboekjes - met daarin het hele klantenbestand van de Tuna-ring - aan Lydia Montaricourt terug. Een ander adresboekje verdwijnt op mysterieuze wijze uit de volgens Schellekens ‘nochtans slotvaste dossierkast van de Brusselse griffie’.

De zaak-Eurosystem is in 1997 uitvoerig besproken door de tweede parlementaire Bendecommissie, die een mogelijk verband zag tussen seksfuiven (chantage?) en de Bende van Nijvel. Zo is aan het licht gekomen dat Fortunato Israel midden jaren zeventig als public relation officer in vaste loondienst werkte voor het consortium Eurosystem Hospitalier. Die Belgische bouwgroep wist in 1976 in Saudi-Arabië een megacontract (ruim 900 miljoen euro) te versieren voor de bouw van enkele militaire hospitalen. Daarvoor had de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH) onder leiding van erevoorzitter prins Albert diverse handelsmissies naar het land georganiseerd. Of, zoals Fortunato Israel in 1979 in haar enige verhoor verwoordde: ‘Eurosystem Hospitalier betaalde me voor mijn pr-rol, die erin bestond meisjes te vinden die ermee instemden de prins en zijn gevolg in het buitenland gezelschap te houden. Ik erken dat die meisjes prostituees waren voor de relaties van Eurosystem.’

In het verslag van de Bende-commissie klinkt het zo: ‘Eurosystem vroeg haar om te voldoen aan alle behoeften van een veeleisende Arabische prins.’

Prins Albert zat er als voorzitter van de BDBH met zijn neus bovenop, maar scheen het allemaal prima te vinden. De Saudische ziekenhuizen kwamen er nooit. Eurosystem ging met een zware financiële knal over de kop. Oorzaak: flagrant wanbeheer. Bij het faillissement bleek dat er voor ruim 8 miljard frank aan ‘commissielonen’ was doorgedraaid om Saudische prinsen te behagen. Een groot deel van die uitgaven was gedekt via een exportverzekering, waardoor de Belgische schatkist er aan het eind voor moest opdraaien. Als gevolg van het Eurosystem-schandaal keurde het parlement een wet goed die bepaalt dat de voorzitter van de BDBH voortaan voor al zijn handelingen de goedkeuring moet hebben van de regering.

Lydia Montaricourt kwam er op 2 mei 1979 vanaf met een lichte straf: 15 maanden voorwaardelijk. Met aftrek van 70 dagen voorhechtenis kon ze meteen de trein in naar Frankrijk, wat ze ook deed. Wie de namen in haar schriftjes waren, werd nooit duidelijk. Tegenover de Bendecommissie verwonderde de inmiddels gepensioneerde onderzoeksrechter Schellekens zich op 22 maart 1997 over de razendsnelle afhandeling van zijn dossier: ‘In heel mijn loopbaan als magistraat heb ik dat nooit meegemaakt. Het is nu toch al zo’n veertig jaar dat ik me met gerechtelijke zaken bezighoudt en ik sta versteld als ik die data zie.’

Oei, accident (2)

Ooit gehoord van pastoor Edouard Froidure? Van Spullenhulp dan misschien? Abbé Froidure, stichter van Spullenhulp, was een in 1899 in Ieper geboren pastoor. Begin jaren dertig vestigde hij zich in Brussel, waar hij zich het lot van straatkinderen aantrok. Hij bedacht het idee van de petits riens: hij zamelde oude meubelen en kleren in bij de rijken en gaf die weg aan de armen. In de oorlog sloot hij zich als overtuigd patriot én monarchist aan bij het verzet. Hij zette een ontsnappingsroute op poten waarlangs geallieerde piloten terug naar Groot-Brittannië werden geloodst. Hij werd opgepakt door de Gestapo, gefolterd en afgevoerd naar het concentratiekamp van Dachau. Hij overleefde het, en bouwde na zijn terugkeer naar België Spullenhulp uit tot één van de grootste en meest gerespecteerde humanitaire organisaties van het land.

Aan het heroïsche leven van abbé Froidure kwam een abrupt einde in de avond van 10 september 1971. De inmiddels 72-jarige pastoor stak in Watermaal-Bosvoorde rustig de Terhulpsesteenweg over toen hij werd gegrepen door een wagen die tegen waanzinnige snelheid kwam aangeraasd en doorreed. Ooggetuigen hadden het achteraf niet zo moeilijk om het model te beschrijven: een Ferrari. Die zag je in die tijd maar heel zelden in het straatbeeld.

Een automobilist werd opgespoord en voor een politierechtbank gebracht, maar die sprak hem vrij - wrong guy. Maar een andere naam ging in die dagen over vele tongen: die van prins Alexander, de halfbroer van Albert II, telg uit het tweede huwelijk van Leopold III met Liliane Baels. Kort na de dood van abbé Froidure pakte Alexander zijn koffers en vertrok naar Australië. Royaltywatchers spraken achteraf zedig over een ‘verbanning’; een reden vermeldden ze er niet bij.

Rudy Bogaerts: "Abbé Froidure is doodgereden door prins Alexander. Iedereen weet dat. Maar het is toen gegaan zoals het in die jaren altijd ging als een lid van het hof betrokken raakte in een verkeersongeval: notitieboekjes dicht. Niks gehoord, niks gezien."

Wat de zaak extra pijnlijk maakte, was dat de pastoor een grote bewonderaar was van het koningshuis, en vice versa. De goede banden waren gegroeid na een bezoek van koningin Astrid, de eerste echtgenote van Leopold III, aan het eerste opvanghuis van Spullenhulp in de jaren dertig. Boudewijn en Fabiola hadden de pastoor later met een hele groep weeskinderen nog eens in audiëntie ontvangen op het paleis. Een in 1942 geopend tehuis in Sint-Pieters-Woluwe werd genoemd naar prins Albert.

Bogaerts: "Na dat ongeval is het hof Spullenhulp nog intensiever beginnen te steunen. Schuldgevoelens hé. Als je dit van afstand bekijkt, lijkt zoiets een drama, iets dat in alle geheugens gegrift blijft. Niet zo in Laken. In de tijd dat ik vaak aan het hof kwam, had je ergens in Wallonië een man zonder benen. Die schreef de hele tijd maar brieven over zijn ongeval. Hij was aangereden door één van de prinsen en de politie had verzuimd een proces-verbaal op te stellen. Het ging alleen daarover: de man had een pv nodig om de kosten voor zijn rolstoel terugbetaald te krijgen. Die zaak heeft járen aangesleept. Er zijn zoveel ongevallen geweest. En altijd weer, zonder aarzeling: de doofpot in."

Vijf jaar geleden raakte bekend dat het Brusselse parket-generaal allang geen moeite meer doet om nog boetes door te sturen naar prins Laurent. Die werd om de haverklap geflitst, knalde door rode lichten en bedreigde agenten die hem van de weg plukten. De pv’s stapelden zich op; er gebeurde niks mee. Ook het Gentse parket-generaal ondernam niks toen Laurent in 2002 in Brugge werd geflitst tegen 137 kilometer per uur op een weg waar je maar 70 mag. Eerder dat jaar zag de politie in Tongeren hem op de E313 voorbijvliegen tegen 190 per uur. En in 1999 scheurde de prins met zijn Ferrari tegen 146 per uur door de bebouwde kom in Ukkel, waar 50 de maximumsnelheid is.

Begin 1999 had koning Albert in de buurt van Bouillon opeens zin in een snelheidswedstrijdje met zijn escorte. Hij schudde de Mercedes van zijn lijfwachten van zich af, die op de bochtige Ardense wegen de achtervolging inzetten. De Mercedes raakte frontaal in botsing met een tegenligger. Balans: drie licht- en twee zwaargewonden.

Inbraak met gijzeling

In de ochtend van 4 maart 1997 loopt bij de politie van Sint-Genesius-Rode een aangifte binnen over een inbraak annex gijzeling op het domein Landrode in Sint-Genesius-Rode. Daar woont prins Alexander - begin jaren tachtig naar België teruggekeerd - met zijn echtgenote Lea Wolman. Drie gemaskerde mannen zijn de villa binnengedrongen en hebben Wolman, haar zoontje en de conciërge bedreigd met een pistool en verplicht de brandkast open te maken. Buit: een berg juwelen ter waarde van ruim 625.000 euro.

Al vrij snel lijkt het in politiekringen een uitgemaakte zaak in welke hoek de daders moeten worden gezocht. Op 4 april 1997 schetst de dienst Criminele Analyse van de rijkswacht in nota DK 1190/57/M een overzicht van erfenis- en andere perikelen rond Lea Wolman. Het komt in grote lijnen hierop neer dat Wolman al jaren verwikkeld is in een financieel dispuut met haar ex-echtgenoot, de Russische graaf Serge S. Die, zo staat er, onderhoudt nauwe contacten met ‘het Russische milieu in België’. Verder lezen we nog: ‘Tijdens de diefstal bij prins Alexander spraken de daders volgens de getuigen met een zwaar, misschien Slavisch accent. De enige die van de erfenis op de hoogte kon zijn is graaf S. Deze hypothese zou moeten worden geëxploiteerd.’

Maar dat gebeurt helemaal niet. De speurders bijten zich, bewust of niet, vast in een fout spoor, aangereikt door adjunct-politiecommissaris H. uit Sint-Lambrechts-Woluwe. Die heeft een relatie met de ex van de Brusselse gentleman-dief Yves Beaupain en verzint een belastende verklaring tegen hem. Beaupain wordt samen met een andere boef voor de rechtbank gebracht en geheel volgens verwachting vrijgesproken. De ware daders zijn nooit gevonden.

Speurder: "Stoot je in een onderzoek op leden van het hof, zelfs aangetrouwde leden, dan kom je in de problemen. Elke rechercheur weet dat. De magistraten lopen er in een wijde boog omheen. Dat is altijd zo geweest, dat is met de Hasseltse procureur Marc Rubens net zo. Aan zijn houding in de zaak-Laurent is niets uitzonderlijks. Het hof, daar blijf je vanaf. Altijd."

Ook als het over heel kleine akkefietjes gaat.

Waar is de tsaar?

In het park van Brussel, pal tegenover het koninklijk paleis, staat een bronzen borstbeeld van tsaar Peter de Grote (1672-1725). Het werd in 1854 aan de stad Brussel geschonken door een Russische prins.

Opschudding in enkele Brusselse salons, eind 1994: het standbeeld was gestolen! Wie kon zoiets nu hebben gedaan? Nemen we er nog even de hoger vermelde rijkswachtnota bij: ‘Serge S. zou de ontvoering van het standbeeld van Peter de Grote hebben opgezet om burgemeester de Donnéa te ridiculiseren.’

Begin 1995, vijftien maanden na de diefstal, stond het standbeeldje opeens gewoon weer op zijn plaats. Niemand die ooit heeft geweten wie de dader was. Toenmalig burgemeester-ridder François-Xavier de Donnéa (MR) wil enkel melden dat het ‘dankzij contacten via mijn kabinet’ was gerecupereerd.

François-Xavier de Donnéa: "Het enige wat ik weet is dat een Belg van Russische afkomst ontstemd was over de wijze waarop de stad Brussel de sokkel onderhield. De diefstal gebeurde zeer kort voor mijn eedaflegging als burgemeester in 1994. Een tussenpersoon heeft toen contact opgenomen met mijn kabinetschef, Claude Paelinck, om over de voorwaarden voor teruggave te onderhandelen."

Humo: "Spannend! Net een echte ontvoering."

De Donnéa: "De enige eis die de dader - via die tussenpersoon dus - stelde, was dat de stad Brussel het standbeeld op een iets eerbiedwaardiger manier zou onderhouden. Wij hebben met die eis ingestemd en zo kregen we het standbeeld terug."

Humo: "Volgens onze informatie was de dader de ex van de echtgenote van prins Alexander."

De Donnéa: "Ik kan dat bevestigen noch ontkennen."

In die tijd gingen de toespraken van de koning nog over naastenliefde en de pracht van de natuur.

Bron: Humo | Douglas De Coninck | 16 Januari 2017

Download hier het originele artikel » drive.google.com